"Ik ontmoette ijsvogelvlinders voor het eerst toen ik vanuit een Middeleeuws stadje een wandeltocht maakte in de Jura, zie Leander. Het was op een steile bergweg op een snikhete dag. De zon brandde op de graften en verlichtte het witte stof dat een krakende boerenwagen voor mij opstoof. De wagen was geladen met meel, wijn en bakstenen, een zware last die het de paarden moeilijk maakte. Ze zwoegden voort, hierbij hevig zwetend. De voerman ging tekeer en hield de teugels strak want plotseling waren de dieren onrustig geworden. Hij sloeg met de zweep op hun ruggen. Hij riep mij toe, toen ik de wagen wilde passeren: 'die vervloekte vlinders'. En warempel, een grote zwerm dorstige ijsvogelvlinders was op het zwetende paardenruggen neergestreken en dronk van het zweet. 'Doet u hen niets' verzocht ik de onschadelijke vlinders. Hij knikte en liet de zweep zakken. 'Ze zijn al veel vaker op de paarden afgekomen' zei hij. De paarden zaten werkelijk vol met vlinders, ze werden belaagd door een grote zwerm fladderende dieren. Een prachtig gezicht. Een ongelooflijk aantal vlinders bedekte de ruggen van de paarden als een vreemdsoortig zadeldek bestikt met groene, gele en witte vlindertekeningen. De ijsvogelvlinders zwenkten en fladderden rond de gespitste paardenoren en lieten zich niet verdrijven. En zo, als een sprookjesvoertuig getrokken door snuivende paarden en met krakende wielen, trok de wagen over de hete paden."
Dit citaat heeft beeldend kunstenaar Boudewijn Corstiaensen geïnspireerd tot het maken van een instasllatie met als titel Bruidsbed van een Vlinder. Dit kunstwerk maakt deel uit van Tempus Arti, een route met in het landschap kunstwerken.
Een weg met een grote historische betekenis. De Sint Antonius-Abtkapel (1428-1850) speelde daarbij een grote rol. Daar zochten de slachtoffers van de pestepidemieën in diverse jaren tussen 1438 en 1664 hun toevlucht bij de geloofsbeleving.
De eigenaar van de monumentale boerderij "de Kapelhof" fokt Belgische trekpaarden en biedt ruimte aan Tempus Arti.